Alles wat ik over hem meende te weten was gebaseerd op één enkele vluchtige ontmoeting in dat galmende poëzie-café aan de gracht, dat dichterslokaal dat me met zijn verheven en bekakte sfeer steeds weer tot zacht gekerm weet te drijven. Daar stond de enorme, langharige dichter te staan, alleen maar te staan. Ilja Leonard Pfeijffer is zo’n man die in al zijn onaantrekkelijkheid iets alwetends en pedants uitstraalt, een muffe lucht wasemt en te nonchalant gedateerde kleding draagt, en ieder moment iets ontzettend intelligents kan gaan zeggen waardoor je als vrouw absoluut en tegen alle redelijkheid in door hem gezien wil worden. Je wil gezien worden, dan benaderd, dan bemind, opdat je hem nog net op tijd en resoluut de deur kan wijzen. En vermijdend als ik ben, zorgde ik ervoor dat het onmogelijk werd om door hem gezien te worden, zodat ik de kans dat ik niet gezien zou kunnen worden honderd procent uit kon sluiten. Ja zeg.
Maar goed. Genoeg over mijn sociale fobieen. Pfeijffer dus. Zijn laatste roman, La Superba, schreef hij nadat hij zonder enige training op de fiets naar Genua was vertrokken om daar vervolgens te gaan wonen. Ook over die tocht verscheen al een boek: “Filosofie van de Heuvel”. Bla bla bla, dacht ik, heb je hem weer met zijn egotripperij, en hoewel het me al hier en daar en steeds sterker werd aangeraden, won mijn trots het nog altijd van de nieuwsgierigheid. Een boek lezen van een man die eventueel wel niet naar me gekeken zou kunnen hebben, was hij daartoe in de gelegenheid geweest, dat ging me uiteraard te ver.
En toen kwam La Superba. Het boek waar hij uiteindelijk de Libris prijs mee zou winnen, lag niet alleen in stapels bij Van Pampus, het ging ook elders breeduit de strijd met me aan. Ik trof het in verlaten cafés, bij de buren op de trap, het lag in de huiskamer van een vriend die nooit leest. Het viel uit het bagagerek in de trein waarmee ik reisde, het stak uit de papiercontainer in de Molukkenstraat en het lag op het handdoekje van een mooi meisje bij het zwembad. Het boek zag me niet, maar ik zag hem wel. Toen ik het uiteindelijk in mijn slaapzak aantrof bij een logeerpartij bij mijn ouders, brak mijn verzet. Omdat ik niks te lezen had. Omdat ik me verveelde, ja. Net als vroeger lag ik met een zaklamp onder de dekens. Met Ilja. En ik las hem in een keer uit.
La Superba is poezie, het is reisverhaal, het is maatschappijkritiek en het is ontzettend grappig. Er worden afgezaagde benen hartstochtelijk bemind, vluchtelingenverhalen liefdevol cynisch aangehoord, er wordt steenkolen Italiaans gesproken, en er wordt manhaftig door stegen geslenterd – stegen die verdwijnen om onverwacht elders weer op te duiken.
Dus nu iedereen het al gezegd heeft, het overal geprezen is, nu het boek als een afgelikte boterham in mijn kast staat (want mijn vader krijgt het niet meer terug), nu kom ik u dus nog even vertellen wat u per se in uw reiskoffer moet stoppen. Het is groot, langharig en het ruikt een beetje muf. Het is slim, erudiet en humoristisch. Het is onweerstaanbaar. Het is Ilja, La Superba.
La Superba – Ilja Pfeijffer
uitgeverij Arbeiderspers – € 19,95
(recensie van Corine)